Inleiding

  Een goed afgestelde ontsteking en een volledige verbranding in elke cilinder, zijn de eerste eisen waaraan moet worden voldaan om een economisch brandstofverbruik en een maximaal vermogen te verkrijgen De vonk die overspringt tussen de elektroden van de bougie moet bij alle toerentallen van de motor en onder alle bedrijfsomstandigheden voldoende krachtig zijn om het in de juiste verhouding gevormde brandstof/luchtmengsel goed tot ontbranding te brengen. Het is van essentieel belang dat de bougies van het voor de motor geschikte type zijn. Bij lagere toerentallen moeten zij warm genoeg blijven om vervuiling te voorkomen, maar bij hogere toerentallen mogen ze niet oververhit raken en een potentiële bron van voortijdige ontsteking worden Bij dit verschijnsel wordt het mengsel ontstoken voordat de vonk overspringt. Indien niet het juiste type bougie is gemonteerd, of indien de bougies in slechte staat verkeren, wordt het samengeperste brandstof/luchtmengsel niet goed tot ontbranding gebracht. Het gevolg hiervan is een onvolledige verbranding, zodat slechts een deel van de brandstof in energie wordt omgezet Het niet verbrande gedeelte van de brandstof gaat voor een deel langs de zuiger en vermengt zich met de olie in het carter, waardoor olieverdunning ontstaat. De rest van het niet verbrande gedeelte wordt met de uitlaatgassen afgevoerd, en draagt op deze wijze bij tot de luchtvervuiling. Deze documentatie is samengesteld met het doel de automobilist in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de vele factoren die de prestaties en het benzineverbruik van zijn voertuig beïnvloeden en in het bijzonder de belangrijke rol die de bougies vervullen bij het uit de benzine halen van de optimale hoeveelheid energie en het bereiken van de beste prestaties waartoe de motor in staat is.  

 

 

 

 

 

 

De Montage

Uit onderzoek is gebleken dat de meeste warmte van de bougie via de huls wordt afgevoerd. Een juiste montage is dan ook van het grootste belang. Het warmtetransport door de bougie is hiernaast afgebeeld in figuur 1.

   

 

 

basisprincipe van de bougie

Zie fig. 2. De temperatuur van de isolatorneus mag bij het rijden onder hoge snelheden niet hoger worden dan ongeveer 850°C en bij kruissnelheden van 50 km/u niet dalen beneden de 350°C. Alleen dan zal de bougie optimaal blijven functioneren. Aangezien de motorontwerpen (en dus ook de verbrandingskamertemperaturen) onderling verschillen is het noodzakelijk om verschillende typen bougies te produceren teneinde aan de specifieke eisen van iedere motor te kunnen voldoen.

 

   
     


fig.2   Temperatuur van de isolatorneus van de bougie

 

 

 

Warmtegraad

De term "warmtegraad" heeft betrekking op de type indeling van bougies volgens hun vermogen warmte af te voeren van de punt van de isolatorneus naar het koelsysteem van de motor. Een "warme" bougie heeft een langere isolatorneus en voert de warmte minder snel af van de punt van de isolatorneus naar het koelmedium. Deze bougie wordt toegepast in motoren met lage compressieverhouding en laag specifiek vermogen waarbij de verbrandingskamertemperaturen relatief laag zijn. Een "koude" bougie heeft een betrekkelijk korte isolatorneus en voert de warmte snel af naar het koelsysteem van de motor. Een dergelijk type bougie wordt toegepast in motoren met hoge compressieverhouding waarbij de verbrandingskamertemperaturen relatief hoog zijn.

 
 

Oververhitting

Bij langdurig rijden met hoge snelheden of onder omstandigheden waarbij de motor voortdurend onder vollast draait, is het van het grootste belang dat de isolatorneustemperaturen beneden 850°C blijven. Vanaf deze temperatuur zullen de bougieelektroden, zelfs wanneer zij van de meest geavanceerde nikkellegering zijn vervaardigd, gaan corroderen en zal de levensduur van de bougie te kort zijn.

 

Als ik weer tijd heb ga ik verder met deze pagina.

 

 

 

 

Deze informatie komt uit   
een reclame boekje van   
 Champion.